dinsdag 11 juni 2013

De gave van helpen

God heeft in Zijn zorg voor het Lichaam van Jezus Christus, Zijn Gemeente, de leden van het Lichaam op een unieke manier toegerust "ten bate van de gemeente." (1 Korintiërs 12:7). Deze toerusting, die per persoon verschilt, noemt de Bijbel genadegaven. Tot nu toe hebben wij het gehad over de gaven van wijsheid, kennis, geloof, genezing, krachten, profetie, onderscheid van geesten, tongen, vertolking van tongen, apostelen en onderwijs. Vandaag en morgen de laatste twee gaven in het rijtje van Paulus in 1 Korintiërs 12:28-30, de gaven van helpen en besturen. Twee praktische gaven die veel met elkaar te maken hebben en heel belangrijk zijn voor een goed functioneren van de Gemeente.

De gave van helpen (1 Korintiërs 12:28)
Het woord 'helpen' heeft in het Grieks de betekenis van 'aanpakken', 'meedragen', 'lasten overnemen'. Christenen die deze gave hebben, ervaren grote blijdschap in het 'ontlasten' van medegelovigen die andere taken hebben binnen de Gemeente. Vaak richt dit helpen zich dan ook op christenen die leidinggeven en diegenen die het Woord verkondigen. Op een heel praktische manier worden zij geholpen waardoor zij zonder belemmering hun gave kunnen inzetten voor het Lichaam van Christus. Een bekend voorbeeld van iemand die vreugde had in het dienen is Marta (Lucas 10:38-42). Hoewel zij bezwaar maakte dat haar zuster Maria niet meehielp, is het duidelijk dat zij het als haar taak zag om te dienen, zodat Jezus ongestoord het Woord kon verkondigen. Paulus schrijft over Febe, 'onze zuster': "want ze is velen tot steun geweest, ook mij." (Romeinen 16:2b).