donderdag 30 mei 2013

De gave van genezing

Deze gave (1 Corinthiërs 12:9) die sommige leden van het Lichaam van Christus ontvangen hebben, maakt hen tot een bijzonder instrument in de handen van God om mensen genezing te brengen (zowel lichamelijk als ook geestelijk). Paulus noemt de gave van geloof en de gave van genezing terecht in één adem, omdat beide gaven nauw met elkaar verbonden zijn. Immers, het gaat hierbij om Godsvertrouwen in (vaak) 'onmogelijke' situaties. Lees in dit verband ook eens Jacobus 5:13-16.

Naast de vele genezingswonderen van Jezus Christus vinden wij in de Bijbel ook voorbeelden van gelovigen die deze gave hadden. Bijvoorbeeld Elia (1 Koningen 17:17-24), de apostelen (Mattheüs 10:1), Petrus en Johannes (Handelingen 3:1-10) en Paulus (Handelingen 14:8-10, 28:8-10). Deze gave van de Heilige Geest, om mensen te genezen, functioneert echter niet ‘automatisch’. God bepaalt wie wordt genezen. Paulus bijvoorbeeld mocht een instrument zijn in de genezing van zieken in Efeze (Handelingen 19:11,12), maar toen zijn discipel Trofimus ziek was, moest Paulus hem in Milete achterlaten (2 Timotheüs 4:20).